voorzichtig zijn | vorsehen |
voorzichtig zijn | hüten |
voorzichtig zijn (v) (oppassen) | vorsichtig sein (v) (oppassen) |
voorzichtig zijn (v) (oppassen) | sich vorsehen (v) (oppassen) |
voorzichtig zijn (v) (oppassen) | Acht geben (v) (oppassen) |
voorzichtig zijn (v) (oppassen) | sich hüten (v) (oppassen) |
voorzichtig zijn (v) (oppassen) | aufpassen (v) (oppassen) |